De Grieken hadden veel goden en godinnen die allemaal hun eigen taak hadden. Ze vormden samen een familie. Hieronder een aantal goden van de Grieken op een rijtje:

• Zeus: Oppergod, god van de hemel.
• Poseidon: Broer van Zeus, heerste over de zeeën.
• Hades: Broer van Zeus: god van de onderwereld, waar de doden naartoe gingen.
• Hera: Getrouwd met Zeus, god van het huwelijk.
• Athene: Dochter van Zeus, godin van de krijgskunst en de wijsheid.
• Aphrodite: Dochter van Zeus, godin van de liefde.

De goden waren onsterfelijk en beslisten over het leven van mensen. Grieken vertelden lang over goden. De ze verhalen zijn door dichters later opgeschreven en worden ook wel mythen genoemd. Een dichter daarvan was Homerus. Deze heeft 2 verhalen geschreven: de Llias (de strijd van Troye) en de Odyssee (de zwerftochten van de koning na de val van Troye). De Grieken probeerden ook om met hun verstand iets te begrijpen, hier waren filosofen voor. Socrates was een filosoof rond 420 voor Christus. Hij was op zoek naar wijsheid en stelde allerlei vragen om daarachter te komen. Plato, ook een filosoof, rond 375 voor Christus was ook op zoek naar wijsheid. Hij was een leerling van Socrates en onderzocht de betekenis van vriendschap en rechtvaardigheid maar ook hoe de samenleving het beste kan worden bestuurd. Pythagoras, ongeveer 540 voor Christus, en Archimedes, ongeveer 250 voor Christus, deden aan wiskunde en natuurkunde. Aristoteles, ongeveer 350 voor Christus vond nauwkeurig waarnemen belangrijk. Hippocrates, ongeveer 400 voor Christus, bestudeerde het menselijk lichaam. Herodotus, ongeveer 450 voor Christus, bestudeerde het verleden. Hij wordt ook wel de vader van de geschiedschrijving genoemd.