Rondom de 2e eeuw voor Christus veroverde de Romeinen de Griekse gebieden. Aangezien de Romeinen de Grieken bewonderden namen ze veel van hun kunst en cultuur over. Griekse goden kregen Romeinse namen zoals: Zeus werd Jupiter en Aphrodite werd Venus. De Grieks-Romeinse cultuur werd later klassieke cultuur genoemd. Deze periode heet ook wel de klassieke oudheid. Maar de Romeinen hielden ook hun eigen cultuur. Voorbeelden daarvan zijn dat ze rekenden met cijfers, toga’s droegen en Latijn spraken. Ze vermaakten zich in amfitheaters en badhuizen. Al deze gewoontes noem je de Romeinse cultuur. Buiten Italië leefden ook andere volken, bijvoorbeeld de Bataven, deze volken behoorden tot de Germanen. De Germanen leefden van de landbouw, wat ze over hadden van hun oogst ruilden ze met anderen. Ze hadden ook hun eigen goden zoals Freya en Donar. Ze vereerden water, aarde, vuur en bomen. In de Romeinse gebieden buiten Italië vond de Romanisering voor. Dit betekent het overnemen van de Romeinse cultuur, vooral de rijke mensen wouden dat. De overheerste volken waren niet verplicht om te romaniseren, het gebeurde vooral in de grote steden. Als een vrouw uit een grensprovincie trouwde met een Romeinse soldaat kreeg de vrouw ook het Romeinse burgerrecht. Als Romeinse burger mocht je minder belasting betalen en werd je beter behandeld in de rechtbank. Ook soldaten die eerst geen Romeinse soldaten waren konden op een gegeven moment het Romeinse burgerrecht krijgen.